Bestuur

Het bestuur van de stichting bestaat sinds mei 2023 uit de volgende personen:

De heer A. (Ton) van der Leun, voorzitter
De heer D. (Danny) Korswagen, penningmeester
De heer J. (Co) Rijken, secretaris
De heer J.J. (Hans) Haverkamp, bestuurslid



Het bestuur is te bereiken via:

postadres: J. Rijken, Esperloop 33, 5032 XM Tilburg
voorzitter
: A van der Leun: 's avonds 013 5422773
                      

Reglement Begraafplaats Vredehof 

Hoofdstuk 1: Algemene bepalingen                                               

1: Begripsomschrijvingen                                                 

2: Beheer

3: Administratie

4: Register

 

Hoofdstuk 2: Openstelling en orde op de begraafplaats           

5: Openstelling begraafplaats     

6: Orde- en rustmaatregelen

7: Bijzondere plechtigheden

 

Hoofdstuk 3: Voorschriftenvoor lijkbezorging                     

8: Kennisgeving begraven en asbezorging

9: Over te leggen stukken

10: Tijden van begraven en asbezorging                                          

 

Hoofdstuk 4: De graven                                                           

11: Soorten graven en termijnen

12: Eigen graf

13: Verlenging eigen graf

14: Overschrijving van verleende rechten

15: Overboeking van rechten

16: Afstand doen van graven

 

Hoofdstuk 5: Grafbedekkingen                                               

17: Toestemming grafbedekking

18: Grafbeplanting

19: Verwijdering grafbedekking

 

Hoofdstuk 6: Onderhoud                                                          

20: Onderhoud door de Stichting

21: Onderhoud door rechthebbende

 

Hoofdstuk 7: Ruiming van graven                                                    

22: Ruiming van graven

 

Hoofdstuk 8: In stand te houden historische graven en opvallende grafbedekking

23: Lijst van graven met bijzondere betekenis

 

Hoofdstuk 9: Klachten                                                              

24: Behandeling van klachten

 

Hoofdstuk 10: Overgangsbepaling en slotbepalingen                

25: Overgangsbepaling

26: Slotbepalingen                 

 

 

Toelichting op enkele bepalingen                                         

 


Hoofdstuk 1: Algemene bepalingen

 

Artikel 1

 

Begripsomschrijvingen

 

1. Dit reglement verstaat onder:

 

     Administrateur:

-      degene die door het bestuur van de Stichting is aangewe­zen voor het verzorgen van de administratie van de begraafplaats.

 

     Beheerder:

-      degene die door het bestuur van de Stichting is belast met de dagelijkse leiding over de begraafplaats.

 

     Graven met uitsluitend recht (eigen graf):

     -    een graf, grafkelder daaronder begrepen, waarvoor aan een natuurlijk of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot:

          -    het doen begraven en begraven houden van stoffelijke resten;

          -    het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen met of zonder urnen;

 

     Gedenkteken:

-      voorwerp op het graf voor het aanbrengen van opschriften of figuren, daaronder begrepen kettingen en hekwerken.

 

     Grafbeplanting:

-      winterharde beplanting welke door de rechthebbende op een graf wordt aangebracht.

 

     Graftermijn:

-      de termijn gedurende welke men krachtens uitsluitend recht dan wel eigen graf een lijk begraven mag houden.

 

     Rechthebbende:

-      degene die een uitsluitend recht op een graf heeft.

 

     Uitsluitend recht:

-      het recht om gedurende een (on)bepaalde periode twee of meer stoffelijke resten in het graf te doen begraven of begraven te houden.

    

2.  Voor de toepassing van het bij of krachtens dit reglement bepaalde wordt, voor zover van belang, onder "eigen graf" mede verstaan: eigen urnengraf.

 

 

Artikel 2

 

Algemeen beheer

Het algemeen beheer en beleid ten aanzien van de begraafplaats berust bij de Stichting Protestantse Begraafplaats "Vredehof” te Tilburg, in deze vertegenwoordigd door het bestuur, hierna te noemen "het bestuur”.

 

 

Artikel 3

 

Dagelijks beheer en administratie

1.   Het bestuur wijst een beheerder aan voor het dagelijks beheer van de begraafplaats.

2.   Het bestuur wijst tevens een administrateur aan voor het verzorgen van de administratie van de begraafplaats en het houden van een register.

 

 

Artikel 4

 

Register

De door het bestuur aangewezen administrateur houdt een register bij van alle op de begraafplaats begraven lijken en bijgezette asbussen, met een nauwkeurige aanduiding van de plaats waar zij begraven of bijgezet zijn en een plattegrond van de begraafplaats. In dit register worden ook de door het bestuur reeds uitgege­ven, maar nog niet gebruikte eigen graven, aangetekend. Het register en de plattegrond zijn openbaar.

 

 

Hoofdstuk 2: Openstelling en orde op de begraafplaats

 

Artikel 5

 

Openstelling begraafplaats

1.  De begraafplaats is voor een ieder dagelijks toegankelijk gedurende de door het bestuur bij nadere regels vast te stellen tijden. Het bestuur maakt deze tijden openbaar bekend.

     Kinderen beneden 12 jaren hebben slechts toegang, indien zij zijn ver­ge­zeld van een volwassene.

2.  Ter handhaving van de orde en rust op de begraafplaats kunnen de toe­gangen tijdelijk worden gesloten.

3.  Het is verboden gedurende de tijd dat de begraafplaats niet voor het publiek geopend is zich daarop te bevinden, anders dan voor het bijwo­nen van een begrafenis of de bezorging van as.

 

 

Artikel 6

 

Orde- en rustmaatregelen

1.  Het is aan steenhouwers, hoveniers en daarmede gelijk te stellen perso­nen verboden, anders dan met toestemming van of namens het bestuur, werkzaamheden voor derden aan grafbedekkingen op de be­graaf­plaats te verrichten. Deze toestemming kan mondeling worden gege­ven.

2.  Het is verboden zonder noodzaak over de graven te lopen, beplantingen te beschadigen of bloemen te plukken.

3.  Bezoekers, personeel van uitvaartondernemingen en personen die werk­zaamhe­den op de begraafplaats hebben te verrichten, zijn verplicht zich in het belang van de orde, rust en netheid te houden aan de aanwijzin­gen van de beheerder.

4.  Degenen die het in het tweede lid vermelde verbod overtreden of zich niet houden aan de in het derde lid bedoelde aanwijzingen, moeten zich op eerste aanzegging van de beheerder van de begraafplaats verwij­deren.

 

 

 

Artikel 7

 

Bijzondere plechtigheden

1.   Dodenherdenkingen, onthullingen van gedenktekens en dergelijke plech­tighe­den op de begraafplaats moeten vijf dagen tevoren worden gemeld aan het bestuur onder opgave van datum en uur van de plechtigheid en de wijze waarop de plechtigheid zal plaats vinden.

2.   De deelnemers aan de plechtigheid, bedoeld in het eerste lid moeten zich in het belang van de orde, rust en netheid houden aan de aanwij­zingen van het bestuur of de beheerder.       

3.  Bijeenkomsten op de begraafplaats, die het karakter van een openbare manifestatie hebben of naar het oordeel van het bestuur zullen hebben, kunnen door het bestuur worden verboden.


Hoofdstuk 3: Voorschriften voor lijkbezorging

 

Artikel 8

 

Kennisgeving begraven en asbezorging, openen en sluiten van het graf

1.  Degene, die wil doen begraven, as wil doen bijzetten of as wil doen verstrooien, geeft daarvan tenminste twee werkdagen voor­af­gaande aan de dag waarop de begraving, bijzetting of verstrooiing zal plaats vinden, schriftelijk kennis aan de beheerder. De zaterdag geldt voor de toepassing van deze bepaling niet als werkdag. Indien de burge­meester toestemming heeft gegeven om het lijk binnen 36 uur na het overlijden te begraven moet de kennisgeving aan de beheerder zo tijdig mogelijk worden gedaan.

2.  Het lijk, dan wel het omhulsel en de asbus of urn moeten zijn voorzien van een duurzaam identiteitskenmerk. De gegevens van het kenmerk moeten overeenstemmen met de administratie van de begraafplaats.

3.  Het openen van een graf ter begraving of voor het bezorgen van as, en het daarna sluiten van een graf, alsmede het bedienen van de hulpmidde­len mag uitsluitend geschieden door het personeel van de begraafplaats op aanwij­zingen en onder toezicht van de beheerder. De nabestaanden kunnen deze werkzaamheden onder toezicht van de beheerder geheel of gedeel­telijk zelf verrichten indien zij hun wens daartoe uiterlijk twee werkdagen voorafgaande aan die dag mondeling of schriftelijk aan de beheerder hebben kenbaar gemaakt. De zaterdag geldt voor de toepassing van deze bepaling niet als werkdag. Zij dienen bij deze werkzaamheden de aanwijzin­gen van de beheerder op te volgen.

 

 

Artikel 9

 

Over te leggen stukken

1.   Begraving mag slechts geschieden indien van tevoren het verlof tot begraven of de bezorging van as, afgegeven door een burgerlijke gemeente, is overgelegd aan de beheerder. Daarbij dient tevens een registratieformulier te worden afgegeven.

2.  Indien de begraving of de bezorging van as in een eigen graf of bestaande grafkelder zal plaatsvinden, dient een machtiging daartoe aan de beheerder te worden overgelegd ondertekend door de rechthebbende of, indien deze is overle­den, door degene die in de uitvaart voorziet.

3.  Begraving of bijzetting in een eigen graf of bestaande grafkelder waarvan de uitgiftetermijn binnen de wettelijke minimum grafrusttermijn afloopt, kan alleen plaats vinden onder gelijktijdige verlenging van de uitgiftetermijn met een zodanige periode dat de alsdan resterende uitgiftetermijn ten minste gelijk is aan de wettelijke minimum grafrusttermijn van 10 jaren. De verlenging dient te worden aangevraagd door de rechthebbende of, indien deze is overleden, door een van de andere personen, genoemd in artikel 14, tweede lid.

4.  De beheerder onderzoekt de genoegzaamheid van de overgelegde stukken.

 

 

Artikel 10

 

Tijden van begraven en asbezorging

1.   Op zondagen, christelijke of algemeen erkende feestdagen, wordt geen gelegenheid gegeven tot begraven en bezorgen van as, tenzij de burge­mees­ter een van de normale termijn afwijkende termijn voor begraving of verbranding heeft gesteld of het bestuur hiervoor toe­stem­ming heeft verleend.

2.   Op de overige dagen zijn de tijden van begraven en het bezorgen van as:

a.   In de periode april – september       van 09.00 - 16.00 uur

b.   In de periode oktober – maart          van 09.00 - 15.00 uur.

3.   Het tijdstip van begraven of bijzetten wordt telkens en voor elk geval afzonderlijk door de beheerder, in overleg met de betrokken rechthebbende, vastgesteld.


Hoofdstuk 4: De graven

 

Artikel 11

 

Soorten graven en termijnen

1.   Op de begraafplaats kunnen worden onderscheiden:

a.   eigen graven en eigen urnengraven

b.   eigen urnennissen

2.  Het bestuur  behoudt zich het recht voor de indeling van de begraafplaats, de bestemming van de gravenvelden en urnenvelden en het onderscheid in graven vast te stellen en te wijzigen.

3.  Het bestuur kan de eigen graven onderverdelen in klassen.

4.  Het bestuur kan voor de verschillende klassen de situering en oppervlakte vaststellen, evenals het aantal maximaal in de betreffende graven te begraven stoffelijke resten of asbussen.

5.  Het bestuur behoudt zich het recht voor om op een begraafplaats een in dit reglement omschreven bepaalde soort of klasse graf niet of niet meer nieuw uit te geven.

6.   Het bestuur bepaalt bij nader vast te stellen regels hoeveel stoffelijke resten en hoeveel asbussen met of zonder urnen er kunnen worden bijgezet in de eigen graven.

7.   Het bestuur bepaalt tevens de afmetingen en de uitgifteduur van de eigen graven. De uitgifteduur kan niet korter zijn dan de minimumter­mijn vastgesteld in de Wet op de lijkbezorging (= 20 jaren).

 

 

Artikel 12

 

Eigen graf

1.  Een uitsluitend recht op een graf kan alleen schriftelijk worden geves­tigd. Door het bestuur wordt een akte van grafuitgifte opgemaakt.

2.  In de akte van grafuitgifte wordt vermeld welk graf is uitgegeven tegen welke prijs en voor welke termijn.

3.  De rechthebbende op het graf ontvangt een exemplaar van de akte van grafuitgifte.

 

 

 

Artikel 13

 

Verlenging termijn eigen graf

1.  De rechthebbende van een graf waarop een uitsluitend recht is gevestigd voor bepaalde tijd kan verzoeken deze termijn te verlengen. Het voor bepaalde tijd verleende recht wordt verlengd, mits het verzoek gedaan is binnen twee jaren voor het verstrijken van de termijn. De verlen­ging geschiedt telkens voor niet langer dan 10 jaren.

2.  Het bestuur doet binnen een jaar na de aanvang van de termijn waarin verlenging van het recht kan worden verzocht, aan de rechthebbende wiens adres hem bekend is of redelijkerwijze bekend kan zijn, schrifte­lijk mededeling van het verstrijken van de termijnen van het bepaalde in lid 1.

3.  Blijkt het adres onbekend, dan geschiedt de mededeling door aanplakking daarvan bij het graf en de ingang van de begraafplaats. De mededeling blijft aangeplakt tot het einde van de termijn waarvoor het uitsluitend recht op een graf werd gevestigd.

 

 

Artikel 14

 

Overschrijving van verleende rechten

1.   Het uitsluitend recht op een graf kan op schriftelijk verzoek van de rechthebbende worden overgeschreven ten name van de echtgenoot of le­vens­partner dan wel een bloedverwant tot en met de derde graad. Over­schrijving op verzoek van de rechthebbende ten name van een ander is slechts moge­lijk, indien daarvoor gewichtige redenen bestaan.

2.   Na het overlijden van de rechthebbende kan het recht worden overge­schr­even op naam van de echtgenoot of levenspartner dan wel een bloed- of aanver­want tot en met de derde graad, mits het verzoek hiertoe schrif­telijk wordt gedaan binnen een jaar na het overlijden van de rechtheb­bende. Overschrijving ten name van een ander is slechts mogelijk indien daarvoor gewichtige redenen bestaan.

3.   Indien binnen de in lid 2 gestelde termijn geen verzoek tot overschrij­ving is gedaan, vervalt het recht aan het bestuur.

 

 

 

Artikel 15

 

Overboeking van rechten

1.  Van iedere overboeking van het recht op een graf wordt aantekening gehouden in het in artikel 4 genoemde register.

2.  De rechthebbende krijgt een bewijs van overboeking.

 

 

Artikel 16

 

Afstand doen van graven

Zonder aanspraak te kunnen maken op enige vergoeding kan de rechthebbende schriftelijk afstand doen ten behoeve van het bestuur van het recht op het eigen graf. Van de ontvangst van zodanige verklaring doet de Stichting schriftelijk mededeling aan de rechthebbende.


          Hoofdstuk 5: Grafbedekkingen

 

Artikel 17

 

Toestemming grafbedekking

1.  Voor het hebben van een grafbedekking is schriftelijke toestemming nodig van het bestuur.

2.  Het bestuur kan nadere regels vaststellen omtrent de wijze van aanvragen van toestemming, de aard en de afmetingen van de grafbedek­king en de wijze van aanbrengen.

3.  Het bestuur kan de toestemming weigeren indien:

     a.  niet voldaan wordt aan de eventueel door hen vastgestelde nadere regels

     b.  de grafbedekking afbreuk doet aan het aanzien van de begraafplaats

     c.  de duurzaamheid van de materialen onvoldoende is

     d.  de constructie van de grafbedekking ondeugdelijk is.

4.   Toestemming voor het hebben van een grafbedekking moet worden aange­vraagd door en wordt gesteld op naam van de rechthebbende op de graf­ruimte. Bij overschrijving van dat recht wordt de als dan ingeschreven rechthebbende beschouwd als de houder van de toestemming.

     Toestemming voor het hebben van een grafbedekking op algemene graven wordt gesteld op naam van de aanvrager. Bij overlijden van de houder van de toestemming wordt de toestemming gesteld op naam van degene die zich binnen drie maanden na het overlijden daartoe aanmeldt.

 

 

Artikel 18

 

Grafbeplanting

Niet-blijvende beplantingen op een graf die in een verwaarloosde staat verkeren kunnen door degene die belast is met de dagelijkse leiding op de begraafplaats worden verwijderd zonder dat aanspraak kan worden gemaakt op schadevergoeding. Losse bloemen, planten, kransen en dergelijke kunnen, wanneer zij verwelkt zijn worden verwijderd.

 

Linten, siervazen en derge­lijke voorwerpen worden gedurende drie maanden ter beschikking gehouden van de rechthebbende indien deze daartoe tevoren een mondeling of schrif­telijk verzoek heeft gedaan bij de beheerder.

 

 

Artikel 19

 

Verwijdering grafbedekking

1.  De grafbedekking kan na het verstrijken van de graftermijn door het bestuur worden verwijderd.

2.  Het voornemen tot de verwijdering van een grafbedekking wordt gedurende ten minste een jaar voorafgaande aan het tijdstip waarop de grafbedek­king zal worden verwijderd, op een op het te ruimen graf te plaatsen bord­je, door het bestuur bekend gemaakt, tenzij het adres van de rechthebbende bij het bestuur bekend is. In dat geval stellen zij hem uiterlijk een jaar voor het genoemde tijd­stip per brief van hun voornemen in kennis.

3.  Op grond van een daartoe door de rechthebbende bij het bestuur ingediend verzoek, blijft de grafbedekking na verwijdering nog gedurende drie maanden ter beschikking van degene aan wie toestem­ming was verleend om de grafbedekking te plaatsen. Het verzoek daartoe kan worden ingediend gedurende een jaar voordat de grafbedekking zal worden verwij­derd.

4.  De grafbedekking vervalt aan de Stichting indien:

     a.  geen verzoek op grond van lid 3 is ingediend;

     b.  de grafbedekking niet binnen drie maanden nadat deze van het graf is verwijderd, is afgehaald.

 


Hoofdstuk 6: Onderhoud

 

Artikel 20

 

Onderhoud door de Stichting

1.   Ten einde de kosten van aanleg, instandhouding en onderhoud van de begraafplaats en de graven, waarin door het bestuur wordt voorzien, te dekken, worden rechten geheven volgens de bij dit beheersreglement behorende tarievenlijst, die jaarlijks kan worden herzien.

2.  Het bestuur belast zich met het onderhouden van de begraaf­plaats, waaronder wordt verstaan het onderhoud aan gebouwen en paden, het maaien van het gras, het verzorgen van de algemene beplan­ting en de watergangen e.d.

3.  Het bestuur belast zich tevens met het algemene onder­houd rondom de graven, waaronder wordt verstaan

a.  het snoeien van de blijvende grafbe­planting;

b.  het schoonhouden van gedenktekens en het opnieuw stellen na verzakking van gedenktekens, voor zover dit niet als steenhouwers werkzaamheden is aan te merken.   

4.  Het bestuur accepteert geen aansprakelijkheid voor schade, door welke oorzaak ook ontstaan aan de grafbedekking of ieder ander voorwerp dat zich op het graf bevindt.

 

 

Artikel 21

 

Onderhoud door de rechthebbende

1.  De rechthebbende is verplicht de grafbedekking behoorlijk te onderhou­den of te herstellen, waaronder wordt verstaan het algemene onderhoud als bedoeld in artikel 20 lid 3, zoals steenhouwers werk­zaamheden (herstel en vernieuwing), onderhoud aan hekwerken en afschei­dingen e.d., het kleuren en bijwerken van opschriften en het verzorgen van graftuintjes en niet-blijvende grafbeplanting.

2. Schade aan de grafbedekking is, overeenkomstig het gestelde in lid 4 van artikel 20, voor rekening van de rechthebbende.

 

 

  

3.  Indien de rechthebbende nalaat de grafbedekking behoorlijk te onderhouden of te herstellen, en daardoor een risico ontstaat van schade aan derden, kan het bestuur de grafbedekking geheel of gedeeltelijk doen verwijde­ren. Het verwijderde blijft gedurende drie maanden ter beschikking van de rechthebbende en vervalt daarna, met inachtneming van het bepaalde in lid 4, aan de stichting, zonder dat deze tot enige vergoeding verplicht is.

4.  Tenzij sprake is van een acuut risico, zulks uitsluitend ter beoordeling van het bestuur, vindt de verwijdering niet plaats dan nadat drie maanden zijn verstreken nadat de rechthebbende per aangetekend schrijven met bericht van ontvangst is gesommeerd tot onderhoud of herstel van de grafbedekking. Als het adres van de rechthebbende niet meer bij de burgerlijke gemeente bekend is, vindt een mededeling plaats op het mededelin­gen­bord van de begraafplaats. Bij het graf wordt een verwijzing naar de mededeling aange­bracht.


     Hoofdstuk 7: Ruiming van graven

 

Artikel 22

 

Ruiming van graven

1.  Met inachtneming van de bepalingen in de Wet op de lijkbezorging en de bepalingen gesteld in dit reglement kan de beheerder graven doen rui­men. Ruiming van graven waarop een uitsluitend recht rust kan niet dan met toestemming van de rechthebbende op dat graf plaatsvinden.

2.   Het voornemen van de beheerder om een graf te ruimen wordt gedurende tenminste een jaar voorafgaande aan het tijdstip waarop het graf ge­ruimd zal worden op een bij het te ruimen graf geplaatst bordje ter kennis van de belanghebbende gebracht, tenzij het adres van de recht­hebbende op het graf aan hen bekend is. In dat geval stellen zij hem uiterlijk een jaar voorafgaande aan het bedoelde tijdstip per brief van hun voornemen in kennis.

3.   Nabestaanden van een overledene die begraven is in een eigen graf kunnen, gedurende de in het tweede lid bedoelde termijn, de beheerder schriftelijk verzoeken bij ruiming de overblijfselen, indien mogelijk, bijeen te brengen voor herbegraving elders.

4.   Nabestaanden van een overledene, waarvan een asbus al dan niet met een urn is bijgezet kunnen de beheerder vragen om deze ter beschikking te houden voor herbegraving of verstrooiing elders.


Hoofdstuk 8: In stand te houden historische

                        graven en opvallende grafbedekking

 

Artikel 23

 

Lijst van graven met bijzondere betekenis

1.  Het bestuur houdt een lijst bij van graven die van historische betekenis zijn of waarvan de grafbedekking een opvallende kwaliteit heeft.

2.  Alvorens tot ruiming van graven over te gaan, onderzoekt het bestuur of er graven zijn die in aanmerking komen om op de lijst te worden bijgeschreven.

3.  Het bestuur beslist over het ruimen van graven en het verwijderen van grafbedekkingen die op de in het eerste lid bedoelde lijst staan.

 

 

 

Hoofdstuk 9: Klachten

 

Artikel 24

 

Behandeling van klachten

1.  Rechthebbenden en andere bij de begraafplaats een belang hebbende per­sonen kunnen omtrent feitelij­ke handelingen of het nalaten van feitelijke handelingen betreffende de begraafplaats bij het bestuur een schriftelijke klacht indienen.

2.  Het bestuur beslist binnen dertig dagen na ontvangst van de klacht. Deze termijn kan met ten hoogste dertig dagen worden verlengd.

3.  Het bestuur brengt de beslissing betreffende de klacht terstond schriftelijk ter kennis van de klager.

4. Bij blijvend verschil van inzicht kan de klacht aanhangig worden gemaakt bij de Landelijke Organisatie voor Begraafplaatsen, hierna te noemen de LOB.

 

 


Hoofdstuk 10: Overgangsbepaling en slotbepalingen

 

Artikel 25

 

Overgangsbepaling

Het recht op een eigen graf, verleend vóór het in werking treden van dit reglement, wordt geacht een uitsluitend recht op een graf in de zin van de Wet op de lijkbezorging te zijn.

 

 

Artikel 26

 

Slotbepalingen

1.  Ingeval van verschil over de toepassing van dit reglement en in alle gevallen waarin het reglement niet voorziet, beslist het bestuur.

2.  Wijziging van dit reglement kan plaats vinden door het bestuur.

3.  Dit reglement treedt in werking op 1 september 2013.

     Als dan vervallen de voordien bestaan hebbende voorschriften en bepalin­gen op dit gebied, behoudens eerbiediging van rechten, verkregen voor de inwerkingtreding van dit reglement.

 

 

Vastgesteld door de bestuur van de Stichting op 11 december 2013

 

 

 

Het bestuur van de Stichting Protestantse Begraafplaats " Vredehof”

 

 

 

 

 

 

A.  van der Leun                                     M.J. Geleijns

 

(Voorzitter)                                               (Secretaris)

 

 

 

Toelichting op enkele bepalingen

 

 

Algemeen

 

De Wet op de lijkbezorging van 7 m aart1991 maakte het nodig de modellen van plaatselijke reglementen voor het beheer van kerkelijke be­graaf­plaatsen te herzien.

 

De toenmalige Vereniging van Kerkvoogdijen en het Kantoor der Kerkelijke Goederen hebben dit werk gezamenlijk aangepakt. Het resultaat bestaat uit de voor­liggende modellen, waarin vrij uitgebreid de zaken zijn geregeld.

 

De modellen zijn zo opgezet dat aanpassing aan de plaatselijke situatie eenvoudig kan plaats vinden, veelal door weg te laten wat voor de betrok­ken gemeente niet van toepassing is. Daarbij dient wel te worden bedacht dat de wet een aantal zaken dwingend regelt, d.w.z. dat daarvan niet afge­weken kan worden. Een plaatselijke aanpassing van het model kan daarom niet willekeurig plaats vinden.

 

Wettelijke voorschriften liggen o.a. ten grondslag aan bepalingen met betrekking tot:

-    het register (art.4);

-    identiteitskenmerk (art.8, 2e lid);

-    over te leggen stukken (art.9, 1e lid);

-    minimum termijn eigen graf (art.12, 2e lid);

-    schriftelijk vestigen recht eigen graf (art.12, 1e lid);

-    recht op verlenging met telkens 10 jaren (art.13);

-    minimale grafrusttermijn van 10 jaren i.v.m. ruimen van graven (art.­22).

 

Bij twijfel kan het advies van de Vereniging voor Kerkrentmeesterlijk Beheer (VKB) worden ingewonnen.

 

 

 

 

 

Artikel 1, 2e lid

 

Crematie en de kerkelijke begraafplaats

Hoewel de Protestantse Gemeenten geen crematoria exploiteren krijgen de be­heer­ders van kerkelijke begraafplaatsen in toenemende mate te maken met de bezorging van de as van overledenen.

Na verbranding moet de as van de overledene worden geborgen in een bus. Deze moet hermetisch zijn gesloten. Op de bus moeten de naam en voorlet­ters van de overledene alsmede een registratienummer zijn vermeld. Dit mag gedurende 20 jaren niet van de ongeopende asbus worden verwijderd of daar­op onleesbaar worden gemaakt. De asbus kan worden geplaatst in een bewaar­plaats bij het crematorium.

 

Een andere mogelijkheid is echter, en daar begint de betrokkenheid van de kerkelijke begraafplaatsen, om de asbus in of op een graf te plaatsen of elders op de begraafplaats. Hierbij is te denken aan een normaal graf, een urnengraf of een urnennis. Ook kan de wens bestaan de as op de begraaf­plaats te verstrooien op het strooiveld of op of in een eigen graf.

Het bestuur zal moeten overwegen en besluiten welke moge­lijk­heden men op de kerkelijke begraafplaats wil openen. Het volledige pakket aan mogelijkheden bestaat uit:

-    bijzetting asbus in een bestaand eigen graf

-    in een eigen urnengraf

-    in een sierurn in een urnentuin

-    in een open of gesloten nis in een columbarium (urnenmuur)

-    verstrooiing in een bestaand eigen graf

-    in een eigen urnengraf

 

De houder van de bewaarplaats moet een openbaar register bijhouden van de daarin bijgezette asbussen. Bij opheffing van de bewaarplaats wordt het register overgebracht naar het gemeentearchief.

 

Ten aanzien van verstrooiing zegt de wet dat dit uitsluitend op een perma­nent daartoe bestemd terrein of in open zee mag geschieden (bestemd heeft hier geen relatie met het bestemmingsplan). Voldoende is dat het terrein voor de verstrooiing van as wordt gebruikt. Het terrein kan tevens een andere bestemming hebben.

 

Ook kan verstrooiing in een graf plaatsvinden. De houder van de begraafplaats wijst het terrein aan na verlof van het College van Burgemeester en Wethouders. Dit college hoort de regiona­le inspecteur van de volksgezondheid. De verstrooiing geschiedt onder de verantwoordelijkheid van de houder van de begraafplaats.

 

 

Artikel 2

 

Het beheer van de kerkelijke begraafplaats berust bij de Stichting.

Voor deze constructie is gekozen omdat ordinantie 11 bepaalt dat de verzorging voor de vermogensrechtelijke aangelegenheden van de gemeente toevertrouwd is aan het bestuur. Artikel 2 lid 7b van ordinantie 11 noemt het beheren van de goederen van de gemeente. Deze taak oefent het bestuur zelfstandig uit.

 

 

Artikel 3

 

De wet spreekt in artikel 27 over de houder van een begraafplaats. De houder van de begraafplaats dient een register bij te houden. De houder van een kerkelijke begraafplaats zal het bestuur zijn.

 

 

Artikel 4

 

Artikel 27 van de wet geeft deze voorschriften.

In de wet wordt niet gesproken over een plattegrond. In veel modellen wel. Het lijkt ook bijzonder handig om dit wel op te nemen in dit artikel om daarmee duidelijkheid te kunnen geven aan een rechthebbende waar begraven of bijgezet is.

 

Artikel 27 lid 2 bepaalt dat het register openbaar moet zijn.

Niet is voorgeschreven dat dit register in tweevoud wordt bijgehouden. De toelichting zegt echter:

"de verplichting om een register bij te houden rust op de beheerders van zowel gemeentelijke als bijzondere begraafplaatsen.

 

Bij opheffing van een gemeentelijke begraafplaats blijft het register reeds op grond van de archiefwetgeving onder beheer van de gemeente; voor bijzondere begraaf­plaat­sen geeft het derde lid de regel dat het register bij opheffing van de begraafplaats wordt overgebracht naar de gemeente, ongeacht of de eige­naar van de bijzondere begraafplaats de beschikking heeft over een eigen archief. Het is niettemin aan te bevelen dat het kerkgenootschap of andere eigenaar van de opgeheven begraafplaats zelf ook een afschrift van het register bewaart of in een centraal kerkelijk archief deponeert".

 

Het register kan ook als een geautomatiseerd bestand worden bijgehouden. Een goed gedisciplineerd bestandsbeheer (regelmatige back-up en gescheiden en veilige opberging) is vanzelfsprekend nodig.

Het is te allen tijde raadzaam - o.a. met het oog op het ter inzage kunnen geven van het regis­ter - ook een b.v. eenmaal per jaar te vernieuwen schrifte­lijke uitdraai ter beschikking te hebben.

 

 

Artikel 5

 

De uren van openstelling moeten met het oog op de plaatselijke situatie en de mogelijkheden van de organisatie worden bepaald. In het model wordt ervan uitgegaan dat de begraafplaats dagelijks(dus ook op zaterdag en zondag) toegankelijk is. Dit is zowel in het belang van de nabestaanden als ten behoeve van een ruimer publiek gewenst. Dit stelt uiteraard eisen aan de organisatie, zoals een goede regeling van opening en sluiting, het toezicht, duidelijke aanwijzingen bij de ingang, het ter inzage geven van het grafre­gister, enz. Een mededelingenbord met ruime informatie bij de ingang van de begraafplaats is nodig. Ook voor het doen van andere medede­lingen (verlenging grafrechten, ruiming van graven) is een dergelijk bord gewenst.

 

 

 

 

 

 

 

Artikel 6

 

Steenhouwers en hoveniers moeten zich er steeds van bewust zijn dat hun werkzaamheden storend kunnen zijn voor rouwende nabestaanden. De bevoegd­heid van de beheerder om personen weg te sturen als zij zich niet aan zijn aanwijzingen en de overige verbodsbepalingen houden, bieden voldoende mogelijkheden om tegen ongewenste activiteiten te kunnen optreden.

 

 

Artikel 7

 

Met dit artikel wordt beoogd om plechtigheden ordelijk te doen verlopen. Door te eisen dat de mededeling vijf dagen vooraf moet plaats hebben, kan worden voorkomen dat de plechtigheid samenvalt met een begrafenis. Een begrafenis moet volgens de wet uiterlijk op de vijfde dag na overlijden geschieden.

Bijeenkomsten die het karakter van een plechtigheid te buiten gaan kunnen het karakter hebben van een openbare manifestatie. Hiervan moet vooraf kennisge­ving worden gedaan aan de burgemeester volgens de Wet op openbare manifesta­ties (Stbl.1968,nr.157). Een zelfstandige bevoegdheid van het bestuur om een manifestatie op de kerkelijke begraafplaats te verbieden is in dit artikel opgenomen.

 

 

Artikel 8

 

In artikel 8 van de Wet op de lijkbezorging is geregeld het vastleggen van de identiteit van de overledene. Daarin is bepaald dat, voordat de kist of het andere omhulsel van het lijk wordt gesloten, de kist of het omhulsel wordt voorzien van een registratienummer.

 

Tot begraving wordt niet overgegaan dan nadat de houder van de begraafplaats de identiteit van het lijk heeft vastgesteld door vergelij­king van het op de kist of het omhulsel vermelde registratienummer met dat, vermeld op een bijgevoegd document dat tevens de namen, overlijdens- en geboortedatum van de overledene bevat.

 

Het komt tegenwoordig weer meer voor dat nabestaanden zelf bepaalde hande­lin­gen bij de begrafenis willen verrichten, b.v. het openen en sluiten van het graf en het laten zakken van de kist. Hieraan kan worden tegemoetgeko­men, mits de aanwijzingen en de hulp van het personeel van de begraaf­plaats worden aanvaard, ook om redenen van veiligheid, in het bijzonder bij het openen en sluiten van het graf. De werkzaamheden kunnen door de nabestaanden en het personeel van de begraafplaats samen worden verricht. De nabestaanden kunnen b.v. een begin maken. Vervolgens kan het personeel de handelingen verrichten waar ervaring voor nodig is of die van de nabe­staanden te zware lichamelijke inspanning vragen.

 

 

Artikel 9

 

Het gebeurt regelmatig dat in eigen graven begravingen, bijzettingen of asbezorging plaatsvinden betrekkelijk kort voor het aflopen van de uitgif­te­termijn. Daarom is vastgelegd dat in dergelijke gevallen begraving of bijzetting alleen kan plaats vinden onder gelijktijdige verlenging van de uitgiftetermijn.

 

 

Artikel 11

 

Graven kunnen worden onderscheiden in algemene graven en graven waarop een uitsluitend recht is gevestigd.

De wet geeft geen regeling voor algemene graven. Het wordt geheel aan de gemeente en aan de eigenaar van een bijzondere begraafplaats overgelaten, of en op welke wijze deze algemene graven worden uitgegeven.

 

De houder van een uitsluitend recht is geen eigenaar van het graf - de eigendom berust evenals bij algemene graven bij de eigenaar van de be­graaf­plaats - maar heeft het recht gedurende een onbepaalde of bepaalde periode één of meer stoffelijke resten in het graf te doen begraven of begraven te houden.

 

 

Indien het recht voor onbepaalde tijd is verleend, vervalt het recht al­leen indien de rechthebbende er afstand van doet of, wanneer het onderhoud is verwaarloosd en de voorgeschreven procedure is gevolgd.

 

Als een grafrecht is gevestigd voor onbepaalde tijd met volledige afkoop van het onderhoud door rechthebbende, waardoor het bestuur eeuwigdurend met het onderhoud is belast, wordt het moeilijker. Met name als er van de kant van de rechthebbende noch in de betaling van de afkoopsom noch in andere zin enige nalatigheid bestaat. Juridisch kan men hier eigenlijk alleen afkomen door het sluiten van een overeenkomst met erfgenamen. Maar als die nu niet meer te vinden zijn?

Als na een zorgvuldige zoektocht geen rechthebbende meer te vinden is of komt opdagen, kan men de grafbedekking, als die aanwezig is, verwijderen. Let wel, dit is een praktische oplossing die alleen toegepast kan worden als er uit een oogpunt van exploitatie (b.v. herinrichting of sluiting en opheffing van de begraafplaats) een noodzaak is om het graf te ruimen.

 

Geadviseerd wordt geen nieuwe rechten voor onbepaalde tijd meer te vesti­gen, maar de uitgifteduur te beperken tot 20 jaren. Het recht dat verleend is voor bepaalde tijd wordt op verzoek verlengd, doch telkens voor niet langer dan tien jaren.

Geadviseerd wordt de termijn van het begraven doen houden van stoffelijke resten in algemene graven te stellen op 15 jaren. Dit impliceert dat ook niet eerder dan na 15 jaren ter ruiming kan worden overgegaan.

Dit advies is gebaseerd op piëteitsoverwegingen, maar ook op de omstandigheid dat het nogal eens voorkomt dat het verteringsproces niet eerder is voltooid. Wil men toch een kortere termijn dan kan men terugvallen op de wettelijke minimum graf­termijn van 10 jaren.

 

 

Artikel 12

 

Het recht op een graf kan uitsluitend schriftelijk worden gevestigd. Er moet een akte van grafuitgifte worden opgemaakt. Het ligt voor de hand dat de rechtverkrijgende op het graf een exemplaar krijgt van de akte van grafuit­gifte, hoewel de wet dit niet voorschrijft.

 

De houder van de be­graafplaats behoort te vermelden welk graf precies is uitgegeven, voor welke termijn en het tarief.

 

 

Artikel 13

 

Hierin wordt de procedure weergegeven die gevolgd moet worden om verlen­ging van de termijn te verkrijgen.

 

 

Artikel 14

 

Het uitsluitend recht op een graf kan op verzoek van de rechthebbende worden overgeschreven op een ander.

Het is gewenst de kring van nieuwe rechthebbenden te beperken, omdat schaarste  aan eigen graven op de begraafplaats kan leiden tot het "opkopen" van graven door willekeurige derden.

Artikel 14 lid 2 geeft een scherpe termijn aan. Als binnen een jaar geen verzoek tot verlenging is gedaan, vervalt het recht aan het bestuur. Geadviseerd wordt om in de praktijk soepel om te gaan met deze vervaltermijn.

 

 

Artikel 17

 

De wet geeft geen expliciete bepalingen voor grafbedekkingen. Dit zal dus geregeld dienen te worden in de plaatselijke regeling. De artikelen in dit model zijn opgesteld aan de hand van het model van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. Met name de bepalingen omtrent de afmetingen van de grafmonumenten dient men plaatselijk vast te stellen.

 

 

Artikelen 20 en 21

 

Het aanzien van de begraafplaats vereist een goed onderhoud. Dit onderhoud is te onderscheiden in:

 

 

1.  Algemeen onderhoud van de begraafplaats: lanen, paden, afwaterin­gen, maaien van het gras, snoeien van beplantingen, zorg voor gebouwen, toegangen enz.

2.  Onderhoud van graven:

     a.  Eenvoudig algemeen onderhoud: het snoeien van blijvende grafbe­planting, het opnieuw stellen na verzakking en het schoonhouden van de grafbedekking;

     b.  Meer ingrijpend bijzondere onderhoud: steenhouwers (herstel- en vernieuwingswerkzaamheden, onderhoud aan hekwerken e.d., het kleu­ren en bijwerken van opschriften en het verzorgen van graftuintjes en niet-blijvende grafbeplanting.

 

Het onder 1. bedoelde algemene onderhoud geschiedt vanzelfsprekend door het bestuur. De kosten worden in de tarieven verdisconteerd.

De verplichting tot het onder 2.b vermelde bijzondere onderhoud wordt door­gaans bij de toestemming voor het oprichten en hebben van het grafmo­nu­ment opgelegd aan de rechthebbende. Het gaat hier om het niet-periodieke onder­houd.

 

Als sancties op het niet nakomen van deze verplichting gelden:

a.  De bevoegdheid van het bestuur zonder voorafgaande kennisgeving te verwijderen:

     1.  Verwelkte of ernstig beschadigde bloemen, kransen, takken e.d.

     2.  Al hetgeen zonder toestemming aanwezig is.

b.  De bevoegdheid van het bestuur na voorafgaande kennisgeving en het inachtnemen van een redelijke termijn tot het verwijderen van de graf­be­dekking bij nalatigheid in het behoorlijk onderhouden en herstellen daarvan.

 

Het onder 2.a bedoelde eenvoudige en periodieke onderhoud bepaalt in hoge mate mede het aanzien van de begraafplaats. De ervaring leert dat het opleggen van dit onderhoud aan de rechthebbende in de praktijk in vele gevallen - zeker na verloop van een aantal jaren - niet goed werkt. Ver­waar­lozing is het gevolg. Het hiervoor kiezen van de sanctie van verwijde­ren van de grafbedekking is vaak te zwaar en werkt ook niet positief op het aanzien van de begraafplaats.

 

 

Daarom wordt in veel (burgerlijke en kerkelijke) gemeenten gekozen voor het uitvoeren van dit onderhoud door de beheerder van de begraafplaats, uiteraard met doorberekening van de kosten aan de rechthebbende. In navol­ging van de oude kerkelijke modellen bevelen wij ook in het nu ontworpen model dit beleid opnieuw aan . Het algemeen aanzien en het ruimere gebruik van de begraafplaatsen o.a. als element in de groen­structuur van stad of dorp en de - op termijn - falende eigen verantwoorde­lijkheid van nabestaanden maken het inslaan van deze weg noodzakelijk. Het kan zelfs aanbeveling verdienen het bijwerken van graf­inscripties (het ophalen van kleur b.v.) daarin mede op te nemen.

 

Het financieel aspect vereist een goede regeling. De kosten kunnen in de tarievenlijst worden opgenomen en bij de toe­stemming voor het oprichten van de steen als voorwaarde worden opgelegd. In verband met de voortschrijdende inflatie zal dit tarief jaarlijks moe­ten worden aangepast aan de gestegen kosten. De toestemming zal daarom zodanig moeten luiden dat jaarlijks een aangepast (hoger) bedrag in reke­ning kan worden gebracht.

 

De praktische problemen bij het innen van deze jaarlijkse bedragen zijn:

1.  De kosten aan de inning verbonden (factureren, boeken, invorderen en­z.);

2.  De problemen die na verloop van jaren ontstaan (b.v. zodra beide echt­geno­ten zijn overleden) om van nabestaanden (kinderen, broers of zus­ters) het bedrag voor de onderhoudskosten binnen te krijgen.

 

Daarom bevelen wij aan de afkoop van deze onderhoudskosten voor oude ge­vallen nadrukkelijk als mogelijkheid in de tarievenlijst op te nemen en voor nieuwe gevallen zelfs afkoop verplicht te stellen door voor het ver­krijgen van de toestemming voor het aanbrengen van een grafbedekking een recht te heffen, waarin is begrepen het onderhoud vanwege de Stichting gedurende de eerste termijn van uitgifte. De ontvangen afkoopsommen zal men dan natuurlijk in een onderhoudsfonds moeten storten, waarop jaarlijks rente wordt bijgeschreven en waaruit vervolgens het jaarlijks onderhoud wordt betaald.

 

 

Het is moeilijk greep te krijgen op oude gevallen en het vraagt ook (lan­ge) tijd. Om verwaarloosde grafbedekkingen, waar de onderhoudsplicht op de rechthebbende rust, in een betere onderhoudstoestand te krijgen zal men de volgende instrumenten hanteren:

1.  Aanschrijving en overleg;

2.  Overname van de onderhoudsplicht door het bestuur onder regeling van de kosten op basis van een akkoord tussen partijen;

3.  Betere op moderne leest geschoeide regeling van deze zaak ter gelegen­heid van verlenging van rechten (als dat aan de orde komt);

4.  Sanctie van verwijdering in bijzondere gevallen.

 

Als de onderhoudsplicht (b.v. krachtens regelingen in vroegere beheersre­gle­menten) op het bestuur rust, maar waarbij het recht in de tijd beperkt is, kan het bestuur op het moment van verlenging van rechten de zaak opnieuw regelen. Dit moment, maar ook andere momenten (b.v. overschrijving van rechten of als rechthebbenden nieuwe gunsten vragen) zal men moeten aangrij­pen om een financieel gunstiger regime te bedingen.

 

Het onderhouden van grafbedekkingen, waarbij de plicht (b.v. krachtens z.g. eeuwig durende rechten) op het bestuur rust en er geen kostenverhaal (meer) mogelijk is, zal voor rekening van het bestuur moeten plaats vin­den. Ook hier zal overleg met rechthebbenden nuttig kunnen zijn en mis­schien tot een (gedeeltelijke) oplossing kunnen leiden. Als na grondige nasporing geen rechthebbenden meer te vinden zijn kan men in extreme ge­vallen ook veilig tot verwijdering van een in slechte staat verkerende grafbedekking overgaan.

 

 

Artikel 22

 

Plaatselijk gebruik kan zijn dat niet tot ruiming wordt overgegaan maar dat op een dieper niveau wordt bijgezet. Hierna is het graf eveneens be­schikbaar gekomen voor hergebruik. Ten aanzien van deze bijzetting zijn eveneens de leden 1 t/m 5 van toepassing hetgeen impliceert dat bijzetting een vorm van herbegraving is.

 

 

Artikel 23

 

Het is nogal eens voorgekomen dat graven die van bijzondere waarde zijn, door de werkers op de begraafplaats ondoordacht zijn geruimd. De graven kunnen van betekenis zijn: hetzij door de overledene die er begraven ligt dan wel alleen door het gedenkteken. De overledene kan voor de plaatselij­ke gemeenschap of zelfs ruimer van betekenis zijn geweest zodat wellicht de naam nog bij de volgende generatie bekend is.

 

Het gedenkteken kan op­vallen door zijn vormge­ving en door het materiaal. Een voorbeeld is het gietijzer gesmeed door een ijzergieterij, vaak subtiel voorzien van symbo­len van de dood. Het ijzer herinnert aan een reeds lang verdwenen nijver­heid en is alleen al daardoor van waarde.

 

Er dient te worden gezorgd dat graven van bekende overledenen niet ondoordacht worden geruimd en dat soms vrij zeldzame voorwerpen op een terrein dat zozeer aan het verleden herin­nert, behouden blijven.

 

Bij twijfel over de betekenis van het gedenkteken, is het gewenst om een deskundige te raadplegen. (B.v. Vereniging De Tere­binth, postbus 85177, 3009 MD  Rotterdam). De lijst is een inventarisatie van gedenkwaardige graven. Door de beslissing over het ruimen van graven en het verwijderen van grafbedekkingen die op de lijst staan te leggen bij het bestuur wordt een ruimere afweging bereikt.

 

 

Artikel 24

 

Ingeval van lidmaatschap van de Landelijke Organisatie Begraafplaatsen (LOB) is de klachtenregeling van de Ombudsman Uitvaartwezen van toepassing.

 

Indien het bestuur een besluit neemt ingevolge lid 2 van artikel 24, staat er voor gemeenteleden van rechtswege beroep open op het Regionaal College voor de behandeling van Bezwaren en Geschillen van de Protestantse Kerk in Nederland.


Artikel 25 Overgangsbepaling

Het recht op een eigen graf, verleend vóór het in werking treden van dit reglement, wordt geacht een uitsluitend recht op een graf in de zin van de Wet op de lijkbezorging te zijn.  

Artikel 26 Slotbepalingen
1.  Ingeval van verschil over de toepassing van dit reglement en in alle gevallen waarin het reglement niet voorziet, beslist het bestuur.
2.  Wijziging van dit reglement kan plaats vinden door het bestuur.
3.  Dit reglement treedt in werking op 1 september 2013.     

Als dan vervallen de voordien bestaan hebbende voorschriften en bepalin­gen op dit gebied, behoudens eerbiediging van rechten, verkregen voor de inwerkingtreding van dit reglement. 

Vastgesteld door de bestuur van de Stichting op 11 december 2013  

Het bestuur van de Stichting Protestantse Begraafplaats " Vredehof”  

A.  van der Leun                                     M.J. Geleijns 
(Voorzitter)                                               (Secretaris)


Contact

Stichting Protestantse begraafplaats Vredehof Tilburg
Administratie
de heer A. Vrijhof
Mingersbergstraat 48
5045 EN Tilburg
T: 06-51599264

E-mail: administratie
Beheer begraafplaats
de heer H. van Rosmalen
T: 06-31698792

E-mail: beheer